Het proces daarentegen is de (emotionele)
wisselwerking tussen beide partijen, ofwel hoe verstaan ze eigenlijk wat de
ander zegt, in hoeverre staan ze open voor het gezichtspunt van de ander, welke
emoties raakt dat en hoe beïnvloedt dat hun (ook inhoudelijke) reactie. Deze
wisselwerking is, en wordt door haar
aard vaak niet bewust in het gesprek betrokken. Toch is het juist die laag in
onze communicatie die bepalender is voor de uitkomst dat de inhoudelijke laag.
Ik wil dit graag illustreren aan de hand van het volgende.
In de VK (5/11/2016) staat een
weergave van een lezing van Sunny Bergman met de titel: ‘Wit is ook een kleur.’
Het is een voor mij helder, oprecht en zelfreflectief stuk waar in zij tracht
duidelijk te maken dat witte mensen, zoals zijzelf, niet zo reactief hoeven
zijn als zwarte mensen ze wijzen op hun onbewuste racisme. Inhoudelijk is ze
voor mij overtuigend, maar ik weet dat dat op zich weinig witte mensen zal
overtuigen dat ze inherent of onbewust racistisch zijn en discrimineren.
Bergman schrijft “Bovendien
worden witte mensen gesocialiseerd met een idee van witte superioriteit, her
wijdverbreide systeem waarin witheid centraal staat en superieur wordt geacht.
Witte superioriteit is de machtshiërarchie waarin we leven, waarin wit
privileges heeft, centraal staat, mooier, beter, neutraler en onschuldiger is.”
Ze laat hier onbenoemd ten
opzichte van wie, maar gezien de strekking van het stuk mogen we aannemen dat
ze hiermee zwarte mensen bedoelt. Er staan in deze zin twee begrippen die
inhoudelijk houtsnijden, maar procesmatig op z’n minst problematisch zijn. Het
zijn superioriteit en privileges.
Laten we eens inzoomen op deze begrippen
met de lens van inhoud en proces, te beginnen met superioriteit. Inhoudelijk is
superieur een redelijk duidelijke term, waarover men kan discussiëren wie zich
dat waant, en wie dan inferieur zou zijn ten opzichte van hen. Procesmatig is
de term problematisch omdat, ook in de lezing van Bergman, vastgesteld kan
worden dat de van superioriteit betichtte partij, de witten, daar sterk
afwijzend op reageert, en de inhoud van de stelling liever niet adresseert.
Nu kan dat op zich ook weer
verklaard worden, met alle risico van dien dat men in een drogredenatie
terechtkomt (de afwijzende reactie is het bewijs van de validiteit van de
stelling). Interessanter is echter de vraag, op welke wijze is dit gedrag van
de witte afwijzers van hun vermeende superioriteit functioneel voor hen? Hoewel
we wel de validiteit van de stelling zien in de samenleving – discriminatie van
gekleurde mensen is evident een realiteit – kunnen witte mensen zich er
gevoelsmatig maar moeilijk mee identificeren. Let op – ik zeg niet zoals
vandaag de dag wordt gezegd – daar herkennen wij ons niet in, nee ik zeg, wij willen ons daar liever niet in
herkennen.
De ongemakkelijke vraag die
voorligt bij het witte volksdeel is dan – wil ik mij herkennen, wil ik mij
identificeren met deze witte superioriteit? Nou, intellectueel misschien wel,
maar gevoelsmatig liever niet. Het probleem wat hier speelt, en in nog extremere
mate bij de ‘white supremacists’, is dat de gemiddelde witte mens zichzelf
helemaal niet superieur ervaart ten
opzichte van de zwarte, of welke andere medemens dan ook. Dat lijkt wellicht
voor de zwarte medemens een drogreden – je voelt/ervaart het niet dus is het
niet zo (hoewel vandaag de dag de suprematie van het gevoel wel hoogtij viert -
ik voel het zo, dus is het waar!) maar dat is het niet.
Het betekent slechts (helaas) dat
we door vele oorzaken en omstandigheden niet geïdentificeerd zijn met het witte
aspect van onze identiteit, uiteraard juist omdat het de norm was. En omdat we
er niet mee geïdentificeerd zijn, voelen we ons niet aangesproken maar
beschuldigd, en reageren navenant. En deze reactie kan in de ervaring van de
zwarte medemens het ultieme bewijs lijken van geinstutionaliseerde
discriminatie waar je (dus) witte mensen niet op aan kan of mag spreken. We zien
de ongemakkelijke vicieuze cirkel van beschuldiging en ontkenning dagelijks
langskomen in de media.
Begin jaren negentig nam ik deel
aan een 3 weken durende training ProcessWork (Process Oriented Psychology) in
Zurich. Een van de onderdelen was wat Arnold Mindell, de grondlegger van deze
visie en werkwijze, WorldWork noemt. Een belangrijk onderdeel van WorldWork is
de bewustwording van de aanwezigheid van privileges en het verschil in privileges met de ander(en). Zo komen we bij het tweede
begrip, privilege.
Privileges zijn die individuele-
én groepsvoordelen die voortkomen uit verschillen
in ras, sekse, religie, welvaart, opleiding, sociale klasse en vaardigheden,
uiterlijk, talenten et cetera. Goed beschouwd zijn de meeste hiervan 'geërfd'
en niet zozeer onze eigen verworvenheden.
Niettemin vinden we onze
privileges zo normaal dat we niet stilstaan bij de verschillen, en het effect
daarvan, in onze relaties met anderen. Eerder neigen we onze aandacht te
richten op privileges die we niet hebben, en op degenen die we menen dat
anderen wel hebben. Dit geldt overigens voor iedereen, zwarte mensen hebben
natuurlijk ook privileges en (voor)oordelen). Gezamenlijk vormen onze
privileges onze 'rang'. Rang betekent de mate waarin we, bewust én onbewust,
macht hebben in relaties met anderen. Er is dus een hierarchie, maar niet zo
eenduidig als vaak verondersteld wordt, ze is complex en vaak impliciet.
Ons niet-bewustzijn van onze
privileges is aanleiding voor misverstanden, ruzies en conflicten, zowel
individueel als collectief. Juist daarom is het van belang actief onze aandacht daarop te richten. Vandaar mijn voorstel om nu een experiment te
doen dat ons (wit, zwart en anderszins) in staat stelt ze te ontdekken en de
dynamiek van privilegeverschillen te ervaren.
1. Schrijf op 'Welke
privileges heb ik door mijn sekse, leeftijd, ras, nationaliteit, religie,
seksuele geaardheid (homo, bi, lesbisch, hetero), opleiding, beroep, inkomen,
uiterlijk en fysieke conditie (ten opzichte van anderen die deze niet hebben)'
2. De gevolgen van de
verschillen wordt tastbaarder als je dezelfde oefening verbaal doet met
verschillende mensen, met een man, een vrouw, iemand van een ander ras,
nationaliteit, religie, seksuele geaardheid, etc. Het belangrijkste is
gewaarzijn van je eigen reacties en die van de ander en die dynamiek (proces) bespreekbaar
te maken.
Met superioriteit en privileges
zijn twee hardnekkige problemen verbonden die perspectief- en gedragsverandering
moeilijk maken. De eerste benoemde ik hierboven al – de mens heeft van nature
vooral aandacht voor de privileges die hij of zij niet heeft, ongeacht waar ze
uit voortkomen, en ziet degene die ze wel hebben makkelijk over het hoofd,
omdat zij zelf dat niet als privilege ervaren. Dus als het gros van de witte
mensen hun witheid niet als een privilege ervaren, dan is het lastig aanspreken
daarop. En zeker als dat gepaard gaat met in hun ervaring onterechte en
ongemakkelijke beschuldiging van discriminatie.
Het tweede probleem hangt samen
met het eerste – om tot een perspectief- en gedragsverandering te kunnen komen
dien je ervaringen te hebben die je eerdere (voor)oordelen op z’n minst in
beweging brengen. Een klassiek experiment uit de Gestalttherapie kan uitkomst
bieden. De Gestaltpsychologie gebruikt onder meer een polaire benadering, zoals
de topdog-underdog polariteit. Verandering van de innerlijke
polarisatie (de constant commentaar leverende stemmen in onszelf) wordt
gestimuleerd door de client zich eerst te laten identificeren met de pool die
hem of haar het bekendst is, en daarna met de andere. Het proces vraagt een
regelmatig wisselen van pool, identificeren, desidentificeren en weer
identificeren met de andere pool, enzovoorts.
Het doel van dit proces is om beide polen die voorheen slechts tot een innerlijke zich herhalende monoloog veroordeeld waren, tot een dialoog te brengen. Dit is een fysieke oefening waarin men daadwerkelijk van positie verandert als men de andere pool wil innemen, wil manifesteren, en in relatie wil brengen met de andere pool. Door het wisselen en identificeren ontstaat een ervaring van beide polen en inzicht in de onlosmakelijk verbondenheid en de dynamiek. De monoloog verandert langzaam in een dialoog, waarin met niet bezig is met het eigen gelijk maar oprecht nieuwsgierig is waarom wat de ander vind en doet belangrijk is voor de ander. Empathie dus.
Het doel van dit proces is om beide polen die voorheen slechts tot een innerlijke zich herhalende monoloog veroordeeld waren, tot een dialoog te brengen. Dit is een fysieke oefening waarin men daadwerkelijk van positie verandert als men de andere pool wil innemen, wil manifesteren, en in relatie wil brengen met de andere pool. Door het wisselen en identificeren ontstaat een ervaring van beide polen en inzicht in de onlosmakelijk verbondenheid en de dynamiek. De monoloog verandert langzaam in een dialoog, waarin met niet bezig is met het eigen gelijk maar oprecht nieuwsgierig is waarom wat de ander vind en doet belangrijk is voor de ander. Empathie dus.
Dit laat zich eenvoudig vertalen
naar een groepsproces, waarin polariserende groepen, zoals wit en zwart, in principe
hetzelfde doen. Men start met het identificeren met zijn of haar eigen kleur,
de privileges en perspectief (op de ander) dat daarbij hoort. Op enig moment
kan men overstappen naar de andere pool en trachten zich te identificeren met
die andere, onbekende kleur en privileges. Het proces van identificeren en
desidentificeren geeft inzicht en ruimte in de eigen privileges en die van de
anderen, maar ook de (voor)oordelen en beperkingen die daar mee samen hangen.
Uiteraard vraagt dit van de
deelnemers de bereidheid zich te engageren en daadwerkelijk relatie aan te gaan
met de ander(en). Velen zullen dat niet willen, maar anderen wel. Voor degenen
die bereid zijn tot dit zelfonderzoek, wit en zwart, zou het een goed plan zijn
om de mogelijkheid om dit te doen aan te bieden, bijvoorbeeld vanuit de
gemeente of een andere maatschappelijke organisatie. Het Ministerie van Sociale
Zaken kan de financiering op zich nemen, dat lijkt mij een wenselijke en
gezonde investering in onze kwaliteit van leven. Uiteraard kan het aanbod
uitgebreid worden naar andere groepen/polariteiten in de samenleving.
‘Van monoloog naar dialoog’ lijkt
mij een passende slogan, denk je ook niet Lodewijk?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten